Verbind een LED nooit zomaar aan een spanningsbron zoals een batterij of een adapter. De LED zal kapot gaan als de spanning een heel
klein beetje te hoog is of domweg niet oplichten als de spanning te laag is.
Soms werkt de LED wel zonder voorschakelweerstand zoals bij speciale knoopcel batterijen met een grote inwendige weerstand.
Er zijn enkele uitzonderingen, zoals knipper-Leds en Leds met ingebouwde stroombron of ingebouwde weerstand, die wel direct op een
spanningsbron aangesloten kunnen worden. Het gaat dan niet over Leds, maar over complete chips met knippercircuit, stroomregeling en
één of meerdere Leds in één behuizing en met twee of meer aansluitklemmen.
Het exponentiële verband tussen spanning en stroom geldt in principe voor alle dioden. De exacte waarden van de nominale spanningsval
en de stroom zijn echter sterk afhankelijk van het type diode. De meeste gewone Leds worden aangestuurd met een stroom van
maximaal 20 mA (milliampère).
De waarde van de nominale spanningsval is afhankelijk van de kleur van de LED (richtwaarden)
1 rode Leds 1,9 Volt
2 gele Leds 2,0 Volt
3 groene Leds 2,1 Volt
4 blauwe Leds 3.6 Volt
5 witte Leds 3,6 volt
Raadpleeg echter altijd de datasheets van een LED, want per type Leds kunnen deze waarden flink afwijken.
Gelukkig kun je de benodigde werkstroom heel eenvoudig opwekken door een weerstand in serie te zetten met een vaste
spanningsbron. Je stuurt een LED aan door een spanningsbron te nemen met een hogere spanning dan de nominale
spanningsval van de LED en de weerstand zo te kiezen dat de gewenste stroom door de hele keten vloeit.
Dit wordt uitgebreid besproken in het hoofdstuk : schakelingen met LED's